Inhouding rijbewijs
Toetsingscriterium voor de officier van justitie bij de beslissing tot inhouding rijbewijs is of ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat bij een veroordeling dan wel strafbeschikking geen onvoorwaardelijke ontzegging, dan wel geen langere onvoorwaardelijke ontzegging volgt dan de tijd gedurende welke het rijbewijs is ingevorderd of ingehouden is geweest.
In de praktijk heeft het Openbaar Ministerie invulling aan dit toetsingscriterium gegeven door de vaststelling van een Richtlijn door het College van Procureurs- Generaal. Dit is de zogenaamde Richtlijn voor strafvordering tarieven en feitomschrijvingen voor misdrijven, overtredingen en gedragingen als bedoeld in de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV).
In deze Richtlijn is opgenomen welke straf de officier van justitie op een zitting moet eisen wanneer iemand de maximumsnelheid fors heeft overschreden. De strafeis is afhankelijk van de mate van de snelheidsovertreding en de vraag of er sprake is van recidive. Vanaf een overschrijding van de maximumsnelheid met 50 kilometer per uur zal de officier van justitie op grond van zijn Richtlijn een onvoorwaardelijke rijontzegging moeten eisen.
Wanneer op grond van de Richtlijn een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid moet worden geëist, zal de officier van justitie stellen dat ernstig rekening moet worden met de mogelijkheid dat die ontzegging volgt. De officier zal dan overgaan tot inhouding van het rijbewijs.
Wanneer de betrokkene zich met deze inhouding van het rijbewijs niet kan verenigen, kan hij daartegen een klaagschrift indienen. Onder het kopje ‘rijbewijs terug’ op deze website wordt daar verder op ingegaan.